Grenzen aangeven

Grenzen aangeven
Waarom grenzen aangeven een daad van zelfliefde is

Grenzen aangeven – het klinkt zo eenvoudig. Je zegt wat je wel of niet wilt, en klaar. Toch blijkt het in de praktijk een van de lastigste dingen voor veel mensen. In mijn werk zie ik het dagelijks terug: mensen die ‘ja’ zeggen terwijl hun hele lijf ‘nee’ schreeuwt. Mensen die blijven geven, pleasen, zorgen – tot ze leeg zijn. Grenzen aangeven gaat namelijk niet alleen over communicatie, maar over zelfbeeld, oude pijn en de angst om niet meer aardig gevonden te worden.
Wat we vaak niet geleerd hebben, is dat jouw grens niet de afwijzing van de ander is, maar een erkenning van jezelf.

Veel mensen stellen geen grenzen omdat ze van jongs af aan hebben meegekregen dat hun behoeften er niet toe deden. Of dat ‘nee’ zeggen egoïstisch is. Dus leren we ons aanpassen. En hoe langer dat duurt, hoe normaler het voelt – tot het op een dag niet meer gaat. Dan zie je de gevolgen: stress, chronische spanning, burn-out, fysieke klachten. En vaak ook: opgekropte boosheid die zich een weg naar buiten zoekt.

Maar hier zit de bevrijding: je kunt het leren. Grenzen voelen begint bij je lijf. Je lichaam weet het al lang – het fluistert via een ongemakkelijk gevoel in je buik, gespannen schouders, een brok in je keel. Als je dat signaal serieus neemt en uitspreekt wat je nodig hebt, geef je jezelf bestaansrecht. Je zegt eigenlijk: ik doe ertoe.

Grenzen aangeven is dus niet iets wat je ‘even doet’.

Het vraagt oefening. En moed. Want je stelt je kwetsbaar op. Je loopt het risico dat de ander je niet begrijpt, je afwijst of zelfs boos wordt. Maar je loopt óók het risico dat je gerespecteerd wordt. Dat de ander je beter leert kennen. Dat je relaties eerlijker worden. Dat je energie overhoudt.

Ik leer het bijna iedereen die in mijn praktijk komt: het aangeven van grenzen.

Mensen die daar moeite mee hebben, lopen vroeg of laat vast. Ik doe dan vaak een simpele oefening: ik laat ze ergens staan, kom zelf stapje voor stapje dichterbij en vraag hen om ‘stop’ te zeggen wanneer ik te dichtbij kom. Sommigen doen dat op tijd, anderen hadden het liever eerder gedaan. Wanneer ik vraag hoe het voelde om ‘stop’ te zeggen, geven ze vaak aan dat ze dat lastig vinden omdat het heel vaak draait om ongemak. Het draait namelijk allemaal om afwijzing en dat is een heel naar gevoel. Ze weten zelf maar al te goed hoe dat voelt – en willen een ander dat niet aandoen. Dus wijzen ze zichzelf maar af. Want een ‘ja’ tegen de ander wordt dan een ‘nee’ tegen henzelf.

Daarbij speelt ook de angst voor een tegenreactie: dat de ander hen zal afwijzen of zelfs boos wordt op hun verzoek om afstand. Grenzen aangeven begint bij voelen. Je lijf geeft signalen af als iemand over je grens gaat – een beklemming in de buik of een druk op de borst. Dat is je innerlijke rookmelder. Laat je die signalen negeren, dan ben je aan het verdragen. Je drukt jezelf weg. Zet je een stap achteruit zonder iets te zeggen, dan vlucht je – en weet de ander nog steeds niet dat hij een grens overschreed. Geef je een duw of barst je uit, dan vecht je – en zeg je in feite: ‘jij bent fout’. De ander voelt zich dan waarschijnlijk aangevallen en reageert terug.

Vechten en vluchten zijn dezelfde energie, maar in tegenovergestelde richting.
Grenzen aangeven draait om helderheid. Het is de toon die de muziek maakt. Zeg je het te lief, of met een lach, dan is de kans groot dat je niet serieus genomen wordt. Ik had ooit een cliënt die meerdere keren bij haar leidinggevende had aangegeven dat het werk te veel werd. Nu staat ze op het punt zich ziek te melden met burn-outklachten. Blijkbaar was ze niet duidelijk genoeg geweest.

Zeg dus wat je wilt en waarom.

Bijvoorbeeld: ‘Ik wil graag dat je een stapje achteruit doet, want ik voel me ongemakkelijk bij deze afstand.’ Daar valt weinig tegenin te brengen – het is jouw waarheid. En ja, het voelt spannend. Maar dat ongemak is juist je kracht. Zeg het vanuit de houding: ik ben oké, jij bent oké, maar dit voelt niet goed voor mij. Zonder oordeel, met vriendelijkheid.
Wees voorbereid dat je omgeving zal moeten wennen. Als jij ineens wél grenzen stelt terwijl je dat nooit eerder deed, verandert de dynamiek. Voor anderen was het makkelijk dat jij altijd meebewoog. Degenen die jouw grenzen niet respecteren, vallen misschien weg. Dat doet pijn, maar het maakt ook ruimte. Echte vrienden zullen juist blij zijn – want jouw ‘ja’ wordt pas echt waardevol als er ook een ‘nee’ mag zijn.

Door grenzen aan te geven, leer je anderen hoe ze met jou mogen omgaan.

Het is een vorm van liefde voor jezelf. En zodra je het onder de knie hebt, wordt het leven een stuk leuker.
We stellen vaak geen grenzen omdat we dat van huis uit nooit geleerd hebben. Het zou dan ook heel waardevol zijn als hier op school al aandacht aan wordt besteed. Dat zou veel mensen later een hoop problemen besparen. In plaats daarvan verzinnen we smoesjes om onze grens maar niet te hoeven aangeven – bang om een ander te kwetsen, af te wijzen of om afwijzing terug te krijgen. Ondertussen stapelt de boosheid zich op, net als de frustratie, omdat we telkens over onze eigen grens heen laten gaan. Totdat het barst.

Zodra je wél een grens stelt, merk je vaak dat het reuze meevalt. Dat jouw omgeving best in staat is om zich aan te passen. Hun probleem hoeft niet jouw probleem te worden. Daar ben je veel te goed voor. En zo houd je je energie bij je – voor leukere dingen, voor dingen die wél kloppen met wie jij bent.

Dus de volgende keer dat je een knoop in je maag voelt opkomen, stel jezelf de vraag: waar heb ik ‘ja’ gezegd terwijl ik ‘nee’ bedoelde? En wat zou er gebeuren als ik dat nu eens omdraai?
Grenzen stellen is geen muur optrekken, het is een deur openzetten – naar meer zelfrespect, meer rust en meer echtheid in je relaties.

Oefening: Jouw innerlijke grens voelen

Deze eenvoudige oefening helpt je om het verschil te leren voelen tussen ja en nee in je lichaam – de basis voor het aangeven van grenzen.

Stap 1 – Vind een rustige plek
Ga comfortabel zitten en sluit je ogen. Adem een paar keer diep in en uit.

Stap 2 – Herinner een oprechte ‘ja’
Denk terug aan een moment waarop je ergens volmondig ‘ja’ tegen zei. Misschien was het een uitnodiging, een kans, een persoon – iets waar je helemaal blij van werd. Voel wat dat met je doet. Waar in je lichaam merk je iets op? Voel je ruimte, ontspanning, lichtheid?

Stap 3 – Herinner een duidelijke ‘nee’
Denk nu aan een moment waarop je ergens eigenlijk ‘nee’ tegen wilde zeggen, maar dat misschien niet deed. Of juist wél deed. Voel opnieuw wat dat met je doet. Voel je druk, beklemming, spanning ergens in je lijf?

Stap 4 – Het verschil voelen
Leg één hand op de plek waar je het meeste verschil merkt. Laat je lichaam je vertellen wat het nodig heeft. Je hoeft niets op te lossen – alleen te luisteren. Hoe voelt jouw grens?

Stap 5 – Oefen met uitspreken
Zeg hardop: ‘Dit voelt als een ja.’
Zeg daarna: ‘Dit voelt als een nee.’
Merk je verschil in hoe het klinkt en voelt om dat te zeggen?

Door deze oefening regelmatig te doen, word je vertrouwder met je innerlijke signalen. Je lichaam weet het vaak al vóórdat je hoofd het doorheeft.
Grenzen aangeven begint bij het herkennen van je eigen signalen. En dat begint met stil zijn en luisteren – naar jezelf.

 

Doe hier de zelftest in het aangeven van grenzen