Wat je baby je vertelt – leren luisteren met het hele lichaam

Wat je baby je vertelt – leren luisteren met het hele lichaam

Baby’s praten. Niet met woorden, maar met hun lijf. Met hun ogen, ademhaling, spierspanning, bewegingen en geluiden. En als we echt leren kijken – voorbij het gedrag, voorbij de symptomen – dan gaan we zien dat een baby een verhaal met zich meedraagt. Een verhaal van geboorte, van indrukken, van verlangen naar verbinding.

Volgens deze benadering – geworteld in het werk van therapeuten zoals Matthew Appleton – is het lichaam van een baby geen blanco canvas, maar een levende herinnering. Al vanaf de zwangerschap is een baby gevoelig voor spanning en emotie. Die indrukken slaan zich niet op als bewuste herinneringen, maar als fysieke patronen van reactie en overleving. Denk aan verstijfde schouders, vuistjes die niet open willen, een houterige ademhaling of ogen die telkens wegdraaien. Elk van deze signalen kan iets vertellen over wat er beleefd is – vóór, tijdens of na de geboorte.

Wat deze benadering uniek maakt, is dat ze niet vertrekt vanuit wat er ‘mis’ is met de baby, maar vanuit nieuwsgierigheid: wat wil dit lichaam ons laten zien?

De eerste verhalen worden geschreven zonder woorden

Tijdens de geboorte – een van de meest intense ervaringen van ons leven – maakt een baby van alles mee. Soms is er stress of haast. Soms wordt er ingegrepen: een vacuümpomp, een keizersnede, een lange inleiding. Al die ervaringen kunnen sporen achterlaten. Niet als trauma in de klassieke zin, maar als lichamelijke herinnering. Als een soort echo in het lijfje van de baby.

In de praktijk zie je dat terug. Baby’s die schrikachtig reageren op aanraking. Die zich overstrekken bij oogcontact. Of die steeds huilen op een manier die geen lichamelijke verklaring heeft, maar voelt alsof er iets van binnenuit naar buiten wil – iets dat vastzat.

Lichaamstaal als toegangspoort

In plaats van het huilen te willen stoppen, nodigt deze manier van werken ons uit om aanwezig te blijven bij wat het kind wil laten zien. Dat vraagt vertraging. Geen snelle oplossing, geen fix. Maar blijven, kijken, voelen. Niet invullen, maar onderzoeken.

Een baby die zich van je wegdraait, zegt misschien niet “ik wil je niet”, maar “ik kan dit nog even niet aan”. Een baby die gespannen ligt, vertelt misschien over een moment waarop hij zich niet veilig voelde. En soms is het huilen simpelweg een ontlading van opgebouwde spanning – geen noodsignaal, maar een release.

Samen reguleren

In deze visie is regulatie het sleutelwoord. Maar niet alleen de regulatie van het kind – ook die van de ouder. Want baby’s voelen feilloos aan hoe aanwezig wij zijn. Hoe kalm onze ademhaling is. Hoe open onze blik. Hoe zacht onze handen.

Daarom begint het werk vaak bij de ouder: kun jij aanwezig zijn bij de spanning van je kind, zonder die meteen weg te willen maken? Kun jij je eigen ongemak dragen, zodat je baby die last niet hoeft te dragen?

Een nieuwe manier van kijken

Deze benadering vraagt ons om baby’s niet te behandelen als teer of breekbaar, maar als krachtig en voelend. Als wezen met een geschiedenis. Een baby is niet alleen maar het ‘hier en nu’, maar draagt iets met zich mee. En als wij bereid zijn om te luisteren, kan dat verhaal zich ontvouwen – zachtjes, in een eigen ritme.

In plaats van baby’s te willen kalmeren, nodigt dit werk ons uit om aanwezig te zijn bij hun onrust. In plaats van symptomen te bestrijden, leren we ze verstaan.

Want daar begint heling: niet bij het oplossen, maar bij het werkelijk zien.

Wat je baby je vertelt – leren luisteren met het hele lichaam

Praktijkcasus: de baby die zich afwendt

Een vader komt met zijn zes weken oude zoontje. “Hij wil geen oogcontact,” vertelt hij. “Hij kijkt altijd weg. Alsof hij me niet wil zien. Dat doet pijn, want ik wil er juist zo graag voor hem zijn.”

Tijdens de sessie ligt de baby in een rustige ruimte. We nemen de tijd om te vertragen. De vader zit dichtbij en probeert opnieuw oogcontact te maken. De baby wendt zich af. De vader zucht: “Zie je? Hij doet het weer.”

Ik nodig hem uit om zijn hand op zijn borst te leggen en rustig te ademen. “Kijk niet naar wat hij doet,” zeg ik, “maar voel wat het met jou doet.” Er komt verdriet omhoog. “Mijn eigen vader keek me vroeger ook niet aan.”

Op dat moment begint de baby te huilen. Geen harde, schrille schreeuw, maar een trage, diepe huil – alsof er iets loskomt. De vader blijft, met tranen in zijn ogen. Hij zegt zacht: “Ik ben hier. Het spijt me dat het zo zwaar voor je is.”

Langzaam draait de baby zijn hoofdje weer naar hem toe. Heel even is er oogcontact. Dan sluit hij zijn ogen en valt in slaap.

Het is maar een moment. Maar in dat moment gebeurde er iets wezenlijks. Niet omdat we iets oplosten, maar omdat we durfden blijven. Omdat de vader zijn eigen pijn voelde en daarmee ruimte gaf aan die van zijn kind.